dinsdag 21 april 2015

De scheiding tussen het noorden en zuiden van Tilburg


Freke Sens, onlangs afgestudeerd aan de Fontys Hogescholen Journalistiek, was gedurende enkele weken actief in de studiezaal van Regionaal Archief Tilburg. Ze kreeg de opdracht van Bibliotheek Midden-Brabant om onderzoek te doen naar de vermeende scheiding tussen Noord- en Zuid-Tilburg. De spoorlijn die in 1863 voor het eerst werd gebruikt, zou daar de oorzaak van zijn. Freke, die o.a. vooronderzoek deed voor haar medestudenten van Fontys Hogescholen Journalistiek, schreef het volgende verslag van haar onderzoek. 

Freke Sens (links) met twee studenten
In aanloop naar de opening van twee nieuwe Tilburgse spoorpassages later dit jaar organiseerde CAST begin april een verhalenavond over Noord versus Zuid. Een avond rondom de vermeende scheidende werking van de spoorlijn binnen Tilburg.

Verhalen over ‘deze en gene kaant’ bleken er genoeg te zijn, maar is er ook feitelijk bewijs te vinden voor deze scheiding? Aan de hand van deze vraag dook ik – student aan de Fontys Hogeschool Journalistiek - voor CAST het archief in. Uitgangspunt bij mijn korte zoektocht vormde de vergelijking tussen de wijken ten noorden en zuiden van de spoorlijn. Komen bepaalde verschijnselen (zoals meer industrie of hogere inkomens) slechts aan één kant van het spoor voor? Bestaan daarin overeenkomsten tussen noordelijke en zuidelijke wijken? En is dat altijd zo geweest?

Vooraf had de gemeente Tilburg al een aantal recente data geleverd. De Stadsmonitor (met statistische gegevens die teruggaan tot 1992) en een leefstijlonderzoek uit 2013 maken het mogelijk de Tilburgse wijken op diverse punten te vergelijken. Opvallend genoeg blijken hieruit geen grote verschillen tussen de gebieden ten noorden en zuiden van het spoor. Verschillen doen zich vooral op wijkniveau voor, onafhankelijk van noord en zuid. Zo kent zowel noord (Hasselt) als zuid (Korvel) subwijken met een groot aandeel jonge digitalen. Modale koopgezinnen vind je zowel veel in Oerle (zuid) als in Groeseind (noord).

Kaarten: stadsontwikkeling, fabrieken en parochies
Mijn opdracht was kwantificeerbare gegevens te vinden van vóór 1992. Dat bleek minder eenvoudig dan gedacht. Eerste aandachtspunt waren de kaarten van Tilburg. De geografische kaarten laten de ontwikkeling van de stad zien. Het zuidelijke deel van Tilburg kent in eerste instantie meer bebouwing dan het noordelijke deel, maar worden vanaf eind negentiende eeuw worden deze verschillen minder duidelijk. De toename van de bebouwing is echter niet aantoonbaar in verband te brengen met de in 1863 geopende spoorlijn.

Dat geldt eveneens voor de situering van de Tilburgse industrie. Hoewel de scheldnaam ‘Turken’ naar verluid verwijst naar de lompe, onbeschaafde fabrieksarbeiders ten noorden van de lijn, laten de kaarten een vrij gelijkmatige spreiding van fabrieken zien. Het beeld van een sterker geïndustrialiseerd noorden gaat op basis van de kaarten niet op.

Veelbelovender lijkt het kaartje met daarop de parochie-indeling die in 1797 werd vastgesteld. De grens tussen de zuidelijke parochie ’t Heike en het noordelijke ’t Goirke lijkt vrijwel dezelfde lijn te volgen als de latere spoorlijn. Worden de vermeende verschillen tussen noord en zuid dan vooral bepaald door de parochie-indeling in plaats van door de spoorlijn?

Data: lastig te vergelijken
Naast de kaarten, vormden boeken en archieven een bron van informatie. Hierin blijken wel degelijk dataset(je)s te vinden over noord en zuid. Problematisch aan deze data is echter dat ze vaak een momentopname betreffen; heel specifieke thema’s behandelen of niet per wijk uitgesplitst zijn. Jaarlijkse, wijkgerelateerde data die terugkerende thema’s – vergelijkbaar met die in de Stadsmonitor - beslaan zijn lastig te vinden of gewoon niet beschikbaar.

Het archief beschikt over stapels gemeentelijke rapporten vanaf de jaren zeventig. Hierin staan data per wijk over onder meer migranten, studentenhuisvesting en stadsvernieuwing. Helaas ontbrak de tijd om relevante datasets te verzamelen en te vergelijken. Medestudente Nina Mulder maakte wel een mooie interactieve kaart met daarop de bevolkingsaantallen per wijk.


Noord versus zuid: terminologie
Wat opvalt in de literatuur is dat zelden over ‘noord’ en ‘zuid’ gesproken wordt. Het gaat vrijwel altijd over straten, wijken of parochies. Uitzondering vormen de gemeentelijke badinrichtingen die worden aangeduid met ‘Badhuis Noord’ (Prinses Julianastraat) en ‘Badhuis Noord’ (Paduaplein).

Ook Alfred van de Weyer maakt in ‘De religieuse practijk in een Brabantse industriestad’ (1955) herhaaldelijk onderscheid tussen noord en zuid. Van de Weyer onderzoekt de geloofsbeleving van de Tilburgers aan de hand van onder andere priesterroepingen en communiegang per parochie. Zo zijn in onderstaande tabel cijfers over de paasviering vastgelegd.

Zuidelijk stadsgedeelte

Noordelijk stadsgedeelte

Ringbaan West
1,4
Heikant
1,5
Anna
2,4
Theresia
1,9
Noordhoek
2,5
Loven
2,3
Koningshoeven
2,9
Gasthuisstraat
3,4
Korvel
4
Hoefstraat
3,4
Ringbaan-Oost
4,4
Vredeskerk
3,6
Liduina
4,7
Besterd
3,6
Fatima
5,1
Groeseind
4,4
Heuvel
6,9
Goirke
4,5
Heike
6,9
Hasselt
4,8
Trouwlaan
9


Broekhoven I
10,3


Broekhoeven II
12,9


Aantal non-pascantes per 100 communicanten in de parochies van Tilburg in 1952 (pp 53)

Opmerkelijk is dat Van de Weyer meerdere malen concludeert dat de geloofsbeleving in de noordelijke parochies ‘gunstig afsteekt’ bij die in de zuidelijke tegenhangers.

“Voorts is het opvallend, dat het Noordelijk stadsdeel een veel betere indruk maakt dan het Zuidelijk stadsgedeelte. Dit kan goed verklaard worden uit het karakter der beide stadsdelen: het Noorden heeft meer een dorps karakter bewaard, het Zuiden is veel meer verstedelijkt.”

Het spoor als barrière
De scheidende werking van de spoorlijn komt overigens wel met regelmaat in de literatuur terug. “Men kent de binnenstad en verder de ‘uithoeken’, die langzaam aan naar het centrum toegegroeid zijn, al vormt de spoorweg, die de stad a.h.w. in tweeën snijdt, een obstakel“, schrijft A.J.A.C. van Delft in 1941. Vierenveertig jaar later heeft sociaal geograaf Sako Musterd het over “de spoorlijn, die tot 1965 de stad als het ware in twee stukken deelde die slecht met elkaar verbonden waren.” Opvallend is dat die zogenaamde scheidende werking in veel gevallen niet wordt toegelicht.

Ook de collectie van oud-archivaris Jaap Veen over openbaar vervoer in Midden-Brabant roept het beeld op van de spoorlijn als barrière. Dat komt vooral door de vele documentatie over de overwegproblematiek. Naast krantenartikelen (Tilburg was lange tijd landelijk koploper wat betreft overwegmisère) en gemeenteverslagen over de overwegkwestie, bevat de collectie een aantal statistieken over de gemiddelde wachttijd bij de overgangen.

Tellingen, gehouden op 4 en 5 februari 1914, tussen 07.00 uur en 21.00 uur:
Overweg Heuvel:                           93 keer gesloten; totale tijdsduur: 8 uur en 21 minuten.
Overweg Gasthuisstraat:            75 keer gesloten; totale tijdsduur: 5 uur en 34 minuten.
(Bron: Nieuwe Tilburgsche Courant, 11 juli 1917)

Tellingen, gehouden op 6 en 7 april 1948, tussen 07.00 uur en 19.00 uur:
Overweg Heuvel:                           6 april: 50 keer, 4 uur en 16 minuten;
                                                               7 april: 57 keer, 4 uur en 2 minuten.
Overweg Gasthuisstraat:            6 april: 46 keer, 3 uur en 5 minuten;
                                                               7 april: 40 keer, 2 uur en 50 minuten.
(Bron: Gemeentelijke Bureau voor Statistiek)

FHJ-student Rick van Gasteren verwerkte bovenstaande gegevens in een tijdlijn over de Tilburgse spoorwegovergangen en –tunnels.

Dit project is onderdeel van de campagne 'Ontdek de Spoorzone' door Bibliotheek Midden-Brabant georganiseerd. Voor meer informatie en inspiratie: bezoek de website

Verslag: Freke Sens

Geen opmerkingen: