Zelfportret van Gerard van Spaendock |
Op 18 juni 1815 was Napoleon definitief verslagen bij Waterloo. De bondgenoten Rusland, Pruisen, Oostenrijk en het Verenigd koninkrijk wilden Frankrijk financieel verantwoordelijk stellen voor de ‘Franse rebellie’. Geheel Vrankrijk is overlast’, zo schrijft Van Spaendonck, ‘zij hebben veel geleden door de hooge contributien en selver plunderingen’. Gelukkig viel het in Parijs wel mee: ‘de Russchen, Engelse, en oostenrijkers heeft men nergens geen klagen van, zij gedragen hun zeer wel in ’t generaal. Wij zijn hier te Parijs, daar de gecoaliseerde vorsten thans resideren, van plunderen vrij gebleeven. Hunne troepen en de nationale gardes van Parijs swerven dag en nagt door Parijs om alle verschillen en baldadigheden te beletten ens voor te komen. De bondgenoten waren die zomer in Parijs bijeen om te bespreken wat er met Frankrijk gedaan moest worden. Dit resulteerde later dat jaar in het Tweede Verdrag van Parijs. Wij in onsen thuyn hebben niets geleeden, aldus Van Spaendonck.
Zijn familie en vrienden maakten zich wel zorgen om hem. Zo schrijft Gerard dat hij een brief uit Haarlem heeft ontvangen van zijn vroegere leerlinge, de bloemen- en vruchtenschilderes Henrietta (Jetje) Knip, die bang was dat hij veel geleden had onder het bombardement en de plundering.
Verder schrijft Van Spaendock over alledaagse dingen (broer Cornelis en ik varen zeer wel), en informeert hij belangstellend naar het wel en wee van zijn familieleden in Tilburg: Ik hoop dat Toontje en zijn beminde gelukkig zullen zijn en ben blijde dat Trees weer herstelt is. Hij sluit af met de prangende vraag: heeft uw nog deselve meyt?
De hele brief van Gerard van Spaendonck is hieronder te lezen:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten